Gepost door: Paul Voestermans | 12 juni, 2024

Asiel en integratie: mythe 23 Identiteit

Hedendaags gebruik van de term omvorming maakt gebruik van identiteit in relatie tot cultuur. Dat moet op de snijtafel. Het is de 23ste mythe rond migratie.

Weinig boeken zijn zo informatief als Hoe migratie echt werkt. het ware verhaal over migratie aan de hand van 22 mythen van Hein de Haas. In 22 hoofdstukken worden 22 mythes over migratie gefileerden. In hoofdstuk 10 komt integratie aan de beurt. Erin wordt grondig afgerekend met de veronderstelling dat integratie mislukt is. Het is een hoofdstuk dat grotendeels gewijd is aan de mythe dat integratie wordt tegengewerkt vanuit de ‘cultuur’ van de migrant.

Maar cultuur als de boosdoener is een stroman. Mijn argument van ‘exit cultuur als grondslag van gedrag’ gaat ook op voor het gebruik van de notie cultuur in dit hoofdstuk uit Hoe migratie echt werkt. De statistische argumentatie dat de migrant op den duur gewoon de ‘cultuur’ van de bestemmingsmeerderheid omarmt en zijn eigen ‘cultuur’ laat varen, laat onverlet dat er niches zijn, waarin allerminst van wat voor aanpassing dan ook sprake is: geen aanpassing aan wat de ‘cultuur’ van de meerderheid wordt genoemd maar ook niet aan de veranderende praktijken van met name jonge vrouwen en moderne stedelingen onder de minderheden zelf. Lees het boek van Lale Gül Ik ga leven en mijn reactie daarop.

Dat geeft te denken. Racisme en uitbuiting van de kant van de meerderheid blijft bestaan ondanks de gunstige statistieken in dit hoofdstuk over de mythe van integratie in de Haas boek. Ook het verschil in behandeling van jongens en meisjes en vrouwen en mannen in de diverse migrantengroepen blijft bestaan. Patriarchale autoriteit is vaak onbetwist. Burgerschapstraining heeft duidelijk verschillende effecten bij verschillende subgroepen, omdat de zo begeerde verblijfsstatus lang niet overal op dezelfde wijze aan migranten wordt gegund. Vrouwen vallen vaak buiten de boot en mannen uit erg traditionele milieus eveneens. En ondanks veelbelovende en gunstige cijfers over integratie zijn regeringen lang niet altijd behulpzaam omdat ze een identitaire politiek voeren die mensen tegen elkaar opzet. Het zijn allemaal lokale variaties die niet gedekt worden door een massief cultuuridee.

Er is iets aan de hand met identiteit. In samenhang met het onjuist gebruik van de notie ‘cultuur’ gooit het begrip ‘identiteit’ roet in het eten. In Haas boek komt de de mythe daarvan niet aan de orde. Want als identitair politiek gekrakeel een ding doet dan is het de discussie over integratie verzieken. Dat gebeurt met name doordat leiders van zowel de meerderheid als de minderheid het wij-zij denken gebruiken voor de eigen politieke agenda. Dat verziekt de dialoog.

Hoe een vruchtbare dialoog te bevorderen maakt deel uit van hoe integratie pas echt goed werkt. Er zijn meer disparate partijen in het spel dan waar de notie ‘cultuur’ in voorziet, waardoor dit begrip naar de schroothoop kan. De belangen van de seksen, leeftijdsgroepen, klassen, etnische verbanden en religieuze groeperingen vereisen zozeer een eigen behartiging dat dit alles een eigenstandig werkingsgebied bij migratie en integratie vormt. Een apart boek hierover lijkt nodig.

Identiteit moet op de snijtafel. Dan kom je ook van die omvolkingonzin af.

Van alles op de gebieden die ik boven opsomde kan onderdeel worden van je identiteit – van seksegevoel tot seksevoorkeur, van afkomst tot geboortestreek, je status, zelfs je taal en taalgebruik en je religie of geloof. Voor dit alles wordt de term ‘cultuur’ gebruikt, maar bovengenoemde zaken raken nooit zo georganiseerd dat het lokale karakter ervan verdwijnt en dit alles opgaat in een massief gedragsbepalend systeem. Dus ‘exit cultuur’ als verklaring.

Daarnaast is ook nog zo dat jij zelf niet bepaalt wat er van je wordt gekozen om er je identiteit mee te bepalen. Jij doet er zelf maar ten dele toe, en precies dat maakt identiteit tot een product van jou én de ander. Daarom leent ‘identiteit’ zich uitstekend voor mythevorming rond het moeizame proces van integratie.

De betekenis van identiteit komt tussen mensen over en weer in dialogisch gebruik en dus in groepen vooral tot stand. Het gesprek erover is notoir lastig. Zeker ook als het gevoel van eigenwaarde uit de ‘identiteit’ wordt gehaald. Dat gebeurt bij voorkeur zodra identiteit religieuze dimensies krijgt. Dan is afgeven op religie door anderen meteen ook een aanslag op je persoon. Dat maakt identiteit tot een gewild populistisch-politiek thema met in sommige gevallen ernstige gevolgen. Om de schade goed te kunnen bevatten lees Zwarte Golf van Kim Ghattas. Lees daar hoe identitaire politiek bijna elk land in het Midden Oosten verziekt. Ik heb het begrip identiteit altijd heel lastig gevonden ook al viert het hoogtij in veel discussies over diversiteit. Psychologisch is het een rommeltje.

Wat onder de radar blijft zijn de echte problemen van sociaal-economische aard waarvoor het identitaire discours geen oplossing biedt, maar eerder een rem. Hameren op identitaire thema’s lost het vraagstuk niet op van hoe wel echt geldigheid te verlenen aan wie aan de kant zitten waar de klappen vallen.

In identiteitspolitiek wordt het individu ondergeschikt gemaakt aan de groep, terwijl echte verbinding juist betekent dat de groep in dienst staat van het individu. Immers, het kenmerk van een goed team is dat elk individu erin tot zijn recht komt. Dat beargumenteren we uitvoerig in Culture as Embodiment. Maar voor velen is de veiligheid van de groep iets waar de eigen individualiteit aan opgeofferd wordt; maar ook omdat dit geëist wordt, helaas. Zo zijn met name het eergerelateerd afstraffen van vrouwen door mannen zo’n fenomeen waardoor de groep wordt verkozen boven het individu zonder dat daar heel de gemeenschap van profiteert. Het dient alleen de mannen en hun onderlinge identiteit en ordening. Weg met dit soort identitair gedoe. Het is wat mij betreft de 23ste mythe.

Maar eerst een stukje geschiedenis.

Ik ben oud genoeg om het politieke begin en vooral ook de wetenschappelijke gevolgen van de onzalige verbintenis tussen identiteit en integratie te kunnen traceren. De verbintenis werd al vroeg gekritiseerd. Meer dan 40 jaar geleden was er gedurende een korte periode vanaf de jaren zeventig tot tachtig sprake van categorale zorg voor wat toen ‘gastarbeiders’ heetten om ze in de Nederlandse samenleving te integreren. Dat was per culturele groep bijstand verlenen aan de opname van deze nieuwkomers in onze samenleving. Dat gebeurde mede door hen hun ‘cultuur’ te laten behouden. Ze zouden immers trugkeren. Het belang van dat behoud werd destijds niet beargumenteerd in termen van identiteit maar van ‘cultuur’, zoals toen gebruikelijk gedefinieerd als een waarden- en normenpatroon, waaraan men door afkomst gehecht was. Maar meteen gebeurde er ook iets anders. Identiteit werd van meet af aan sneaky ‘cultuur’ binnengesmokkeld. Je hechten aan cultuur betekende tevens je onderscheiden en je profileren als etnische groep. Ik heb dat zien gebeuren en we hebben er meteen op gewezen hoe slecht dit is voor integratie. Met name voor de vrouwen. De ideologie van multiculturalisme, het laten voortbestaan van de eigen cultuur, was vooral bedoeld als middel om de terugkeer naar het land van herkomst te vergemakkelijken.

Het tegendeel gebeurde. De eigen cultuur werd maatgevend en zorgde voor het zogenaamde multiculturele drama van achterstand en stagnatie. Het narratief van een “multicultureel drama” bleek niet erg bevordelijk voor de integratie. Er wordt te massief op ‘cultuur’ ingezet, want er is geen algemeen multicultureel drama. Als er ergens een drama is dat is dat doorgaans lokaliseerbaar. Meestal aan de onderkant waar slechte woon- en arbeidsomstandigheden bestaan.

Wij bepleitten detijds in verband met dit zogenaamde ‘drama’ de onderzoeksstrategie van “exit cultuur”: cultuur niet gebruiken als label voor de herkomst van gedragspatronen of als excuus voor gedragingen die opgedaan zijn in omstandigheden die niet meer van toepassing zijn. We wijzen cultuur als een variabele die gedrag verklaart nadrukkelijk af. Cultuur vormt geen grondslag van gedrag.

Bij Cultuur- en Godsdienstpsychologie (C&G) aan de Radboud Universiteit kozen we een alternatieve strategie: we bestudeerden minderheden door ‘cultuur’ op de psychologische snijtafel te leggen. Dat was hoognodig, want zonder al te veel nadenken over het begrip werd cultuur te pas en te onpas voorop geplaats in de verklaringsketen voor gedrag. Zelfs zozeer dat heel de psychologie tot westers cultuurproduct werd bestempeld en zo haar algemene verklaringskracht verloor. We zagen daarin een groot gevaar.

Hoe lang is het niet geleden dat we daarmee begonnen, met cultuur eindelijk eens psychologisch te benaderen? Ik haal het boekje erbij van Ruud Abma en Herman Kolk, Meer dan de som der delen? Negentig jaar psychologie in Nijmegen (Boekhandel Roelants, 2013). Daar staat dat al vroeg in de geschiedenis van de Nijmeegse psychologie – eigenlijk al vanaf de oprichting van een aparte leerstoel ‘Cultuurpsychologie’ in 1986 – er gepleit is voor een psychologie die cultuur als gedragsregulerend systeem tot voorwerp van onderzoek maakt, wat zoveel betekent dat ‘cultuur’ als verklarend concept niet of nauwelijks bruikbaar is; het werkt mystificerend, verhullend. Ik citeer:

“Cultuur wordt doorgaans gezien als een domein op zich, als iets dat losstaat van het individu, ver verwijderd van diens wensen en behoeften. Maar cultuur komt juist tot uitdrukking in het concrete gedrag en de concrete ervaringen van mensen. Het begrip ‘cultuur’ kun je ook niet gebruiken om er een hele samenleving mee te omschrijven. Het gaat altijd om gedragspatronen die verbonden zijn met specifieke groepen. Mensen leren hun gedragspatronen af te stemmen op wat in de groep waarmee ze zich vereenzelvigen gebruikelijk is. Meestal zijn ze zich niet bewust van de precieze aard van de groep. (…) Het proces waarmee je je ‘invoegt’ in de groep is normatief, maar de normen zijn onuitgesproken, onbewust. Ze kunnen verband houden met klassenverschil, het verschil tussen man en vrouw, jong en oud, autochtoon en allochtoon, en religieus en niet-religieus. De nadruk ligt op automatische en onbewuste gedragspatronen.”

Zeker, je had toen ook al de kritische culturele antropologie en sociologie, waarbinnen cultuur ook niet zomaar als verklaring werd gehanteerd, maar door de bank genomen bleef het een belangrijke gedragsvariabele ter verklaring van individueel gedrag en van gedragspatronen in de groep. Daar maakten we toen al bezwaar tegen. Van een massief cultuurpatroon dat alles en iedereen doordringt is geen sprake. Er zijn altijd grote gedragsverschillen binnen de culturele groep. Niet elke Turk doet aan eerwraak, bijvoorbeeld. Degenen die deze praktijk beoefenen doen dat gesteund door specifieke lokale groepen en zeker niet op basis van ‘de’ Turkse cultuur. En als in Groningen een clubje jongens zich in een garagebox vergrijpen aan de meisjes dan zeggen we niet dat hier de Nederlandse cultuur tot deze onsporing leidt. Bij Marokkanse of Turkse jongens wordt wel de cultuurkaart getrokken. Daar wezen wij op. Dat was vóór Bolkenstein in 1991 kanttekeningen maakte bij de politiek van behoud van de eigen cultuur en identiteit. Helaas deed hij dat met wenig kennis van zaken over wat er precies mis is met identitaire politiek.

De sociaal-democratie verdwaalde ook in de ideologie – want dat is het – van het multiculturalisme, van ‘behoud van de eigen identiteit en cultuur’. Over de hele linie werd in minderheidskringen Proeftuin Europa te weinig erkend. De grote fout is het cultuurrelativisme: dat elke lokale praktijk evenwaardig is, hoezeer ook opgelegd. De werfkracht van Europa en de aan haar geschiedenis gekoppelde vrijheden, verantwoordingsplicht en rechtsbescherming wordt onvoldoende benadrukt.

We focusten in ons onderzoek aan de vakgroep al langer op deze onzalige politiek van behoud van de eigen cultuur. Wat in dat verband meteen opviel was dat in de slipstream deze behoudzucht de autoriteit in minderheidskringen – in de vorm van religieus en mannelijk gezag – ongehinderd de identiteitskaart konden uitspelen, wat neerkwam op de aansporing vooral Turk of Marokkaan te blijven; draag dat uit in mode en religie, de twee belangrijkste identiteitsbepalende complexen die al in de 19e eeuw door Herbert Spencer werden onderscheiden. Dat is immers het beste voor behoud van de eigen cultuur: ervoor zorgen dat eigen identiteit voorop staat. Dan kun je misschien voor je eigen groep een plek wringen in het strakke weefsel van de ‘gastcultuur’. Onzin allemaal en gevaarlijk. Want dat weefsel is zo strak niet als je een paar zaken in het oog houdt, zoals dat iedereen en niet alleen mannen moeten kunnen profiteren van de vrijheden van het gastland. Nu zie je heel vaak dat mannen en jongens van Mediterrane afkomst de verworven vrijheden omarmen en vrouwen en meisjes kort houden.

Maar wat erger is, je gaat kanten van je eigen ‘cultuur’ die voor anderen (de niet-Turken of niet-Marokkanen) lastig zijn, verfraaien, overdrijven en gebruiken als breekijzer. Kijk wat er, voordat er werd ingegrepen, gebeurde aan de Waal downtown Nijmegen: vrijwel alleen maar ‘streepjes-Nederlandse’ jongens bezetten daar de parkeerplaatsen voor samenscholing en identitair vertoon. Geen meisje te zien, wel wegscheurende auto’s of stilstaande, met luide muziek en louter als boodschap: wij zijn er hoor met ‘onze cultuur’.

Dit uitspelen van de cultuurkaart gebeurt binnen de gemeenschappen zelf, waardoor deze zich afschermen. Politieke leiders wakkeren de gevoelens van vervreemding aan, Erdoğan voorop, zo blijkt telkens weer uit de deelname van Nederturken aan de verkiezingen in Turkije. Extremisme wakker je gemakkelijk aan bij jongeren die vervreemd zijn en tussen de wal en het schip vallen van de gebruiken uit het herkomstland van hun ouders en de eisen van hun huidige leefomgeving. Daar moet je het zogenaamde ‘drama’ van de integratie lokaliseren. Er bestaat geen algemeen multicultureel migratiedrama. Als er al problemen zijn, dan zijn die lokaliseerbaar en zijn er aanwijsbare actoren.

Deze gebruiken tamelijk subtiele middelen die vooral gericht zijn op het behoud van het eigen gezicht, letterlijk: het uiterlijk, maar ook door kleding of door sekse-gesegregeerd te blijven in het publieke domein. En ze bespelen vooral degenen die zonder meer benadeeld worden door de autoriteiten van het land van aankomst. Ze bespelen ze niet op erg grote schaal natuurlijk, want deze behoudzuchtige manoeuvres zijn van meet af aan de overgrote meerderheid in de eigen groep een doorn in het oog geweest. Niet elke moslim onderschrijft dit luidruchtig vertoon; soms ook nog in naam van Allah en zijn profeet.

Juist door te precizeren waar deze identitaire behoudzucht zich ophoudt en hoe die lokaal wordt aangewakkerd, krijg je zicht op wat er speelt en alleen zo bevorder je de integratie.

Nadat politiek links vooral eerst meegedaan heeft aan het uitspelen van de cultuurkaart door de categorale zorg van minderheden te organiseren uit angst teveel vanuit de eigen dominantie te opereren, werd later op beleidsniveau aangestuurd op een heel ander koers. In diverse regeringsrapporten werd de strategie van behoud van de eigen cultuur afgeraden. Integratie werd gezien als een proces dat van twee kanten moet komen: geen categorale zorg meer, maar zelf aan de slag om een plek in de Nederlandse maatschappij te veroveren.

Deze belangrijke beleidswijziging was het gevolg van het feit dat de arbeiders die voor werk als gast hier naartoe waren gehaald niet terugkeerden maar juist met hun gezinnen werden herenigd. Het standpunt van behoud van de eigen cultuur werd ingeruild voor meedoen in de Nederlandse samenleving. Helaas was toen het leed al geschiedt: de eigen identiteit was in de eigen gemeenschappen al een onvervreemdbaar thema geworden. En dat is zo gebleven. En de politiek op links bleef daar in sommige gevallen in meegaan. In hoeverre, moeten historici maar eens uitzoeken. De links-rechts duscussie helpt hier nu niet echt.

In de vele rapporten nadien over integratie, toen de keuze voor behoud van de eigen cultuur beleidsmatig verlaten was, werd onvoldoende onderkend dat het benadrukken van de eigen identiteit gewoon doorging, wat er ook over integratie en behoud van de eigen cultuur werd beweerd. In migrantenkringen werd het belang van eigen identiteit niet ontmoedigd, althans niet over de hele linie en veel imams weten van niks of houden zich voor den domme. Vaak kennen ze de Nederlandse verhoudingen te weinig.

Voorbeelden van identitaire politiek zijn hoofddoeken bij vrouwen (zie op dit blog: https://cultpsy.wordpress.com/2017/06/02/is-de-hoofddoek-wel-een-religieus-symbool/), maar ook toestaan dat er gescheiden leefwerelden ontstaan: eigen etnische groepen, maar ook mannen en vrouwen apart: het toestaan van gescheiden zwemmen, van kledingvoorschriften die mannen hebben bedacht, van een seksuele moraal van het jaar nul.

Men laat het gebeuren dat een deel van Marokkaanse jongens de straat op gaat om onder het ouderlijk gezag uit te komen. Zo denken natuurlijk niet alle Marokkaanse ouders/vaders, maar in sommige kringen hoort dat bij hoe het mannelijk gezag omgaat met de opvoeding van zonen: man worden doe je buiten het bereik van de vrouwen thuis. Dat is de mening van de mannen uit rurale gebieden van bijv. Marokko of Turkije. Op straat mogen ze zich als echte Marokkaanse jongens manifesteren. De jongens gaan dus niet de straat op vanwege huiselijke conflicten, wat vaak juist wel het geval is bij Nederlandse jongens die op straat zwerven. Mixen met de ingezeten staatjeugd kan evenwel een explosief mengsel opleveren. Op straat oefenen sommige jongens uit Marokkaanse kringen een eigen machismo-achtig regime uit wat danig veel overlast kan geven. Dat met deze jongens en hun thuishaven niks mis is, blijkt wel uit het feit dat in Zweden bijvoorbeeld de moeders uitgenodigd worden om hun invloed te laten gelden. Op die manier hopen ze de jongens op het goede spoor te houden. Lastig is ook dat het ‘machismo’ hier en daar leidt tot een andere omgang met niet-Marokkaanse meisjes. Zodoende kan hun gedrag aanleiding zijn tot seksuele mores met laakbare kanten. Dat zie je ook aan het gedrag van sommigen op straat: meisjes naroepen of voor hoer uitmaken als ze bijvoorbeeld afwijkend gekleed zijn. De veel ernstiger vormen van mannelijk identitair vertoon waar bloed uit vloeit zijn genoegzaam bekend. Veel vrouwen hebben ervan te lijden. Wat Lale Gül is overkomen weten we uit haar boeken. Veel vrouwen uit kringen van islamitische minderheden herkennen zich erin.

Identitaire bewegingen ontstaan overigens mede als gevolg van het feit dat iedereen min of meer well-to-do wordt en mee wil tellen in de maatschappij. Dan benadruk je wie je echt bent en dat je erbij wilt horen zoals je bent. Dat echte erbij horen was immers lang voorbehouden aan alleen de witte man. Maar het benadrukken van het eigene kan ook doorslaan. Dat maakt de discussie over diversiteit en inclusie soms erg lastig. Immers, integratie betekent geenszins dat de anderen moeten worden zoals wij. Het betekent wel dat er verhoudingen moeten worden geschapen die voor iedereen gelijke rechten garanderen: allereerst dezelfde voor vrouwen als voor mannen maar ook in de opvoeding van de kinderen, vooral de meisjes, geen opgeblazen patriarchale gezagsverhoudingen. En het lichaam van vrouwen is geen speciaal punt van zorg voor de mannen. Vrouwen zijn zelf ‘mans’ genoeg.

Kortom, we stelden al vroeg in het onderzoek vast dat allerlei identeitsthema’s lokaal in de gemeenschap op een wijze versterkt kunnen worden die ten nadele werken van sommige leden van de gemeenschap. Gelukkig onttrekken veel mannen en vrouwen zich aan deze vormen van ongelijke behandeling. Het blijven problemen van een minderheid binnen de minderheden. Het onderzoek op de vakgroep C&G leidde daarom tot de slotsom dat je niet zo maar een beroep kunt doen op ‘de cultuur van…’ en vul dan maar in: Turken, Marokkanen enz., om langs die weg over het hele linie het gedrag te verklaren.

Helaas kon en kan de politiek dit maar moeilijk bevatten: dat het niet gaat om ‘de’ cultuur van….. ‘, want het versterken van identiteit is altijd aan lokale groepen gebonden. Het gaat niet aan deze lokale identitaire politiek – soms aangeblazen in deze of gene conservatieve moskee – te verhalen op de hele culturele groep. Tot op de dag van vandaag is dat precies wat de politiek vaak doet: het integratieprobleem vergroten in plaats van het lokaal vast te stellen en gericht aan te pakken.

Om dat lokaliseren te bevorderen moet eerst grondig afgerekend worden met de problematische kanten van het gebruik van de term cultuur. Er heersen ernstige misverstanden rond ‘cultuur’ als gedragsbepalend systeem. Het belangrijkste is: cultuur gebruiken als rechtvaardiging van gedrag: ‘zo doen we dat nu eenmaal hier’, (iets dat door de koplopers zo weer veranderd kan worden) tewijl het in veel gevallen gaat om patronen in gedrag die lokaal zijn opgedaan in het land van herkomst, maar nu in het land van aankomst niet meer voldoen. Wordt aan deze hardnekkige patronen vastgehouden, dan raakt de integratie ernstig bemoeilijkt. Wij noemen dergelijke patronen ‘culturele arresten’. Gedragspatronen uit een vroegere situatie raken in hun ontwikkeling gearresteerd of vastgezet en blijven vervolgens hun nadelige invloed uitoefenen. Besef daarbij wel dat deze arresten niet uitgesmeerd mogen worden over de hele cultuur. Daarvoor zijn er teveel uitzonderingen. Doorgaans kunnen ze tot lokale, vooral aan mannelijk (religieus) gezag gebonden praktijken worden teruggebracht. Ze zijn zeer hardnekkig, want in die praktijken is eerder het hele lichaam geïnvolveerd en niet zozeer slechts een bestand aan opvattingen dat wel even kon worden gecorrigeerd met een paar cursussen van hoe wij het hier doen.

Een ander misverstand speelt vooral in populistische bewegingen. Het gaat van een vergelijkbare gedachte uit als ‘de cultuur van…’ redenering. Alleen is nu de hogere cultuur gedragsbepalend. Maar ook dat is niet juist want er zijn teveel uitzonderingen. Cultuur met een grote C, (dat is kunst en wetenschap en andere culturele verworvenheden, en de daarbij horende waarden) is geen gedragsbepalende factor. Dat is het paard achter de wagen spannen. Hogere waarden zijn juist het gevolg van hoe een deel van de bevolking zich heeft leren gedragen en hoe daar dan op gereflecteerd is. Het is een groot misverstand dat cultuur met een grote C of Beschaving over de hele linie een bepalende factor is of zou moeten zijn in menselijk gedrag. Ook dit misverstand kan identitair worden opgeklopt. Op rechts wordt het populistisch uitgebaat. Er zijn populistische leiders die het Avondland te gronde zien gaan en mobiliseren daarvoor de rancune van hun aanhang tegen de elite. Overigens heeft die aanhang verder weinig op met deze vermeende ondergang en zijn om heel andere redenen ontevreden.

Paul Voestermans


Plaats een reactie

Categorieën